Een gevoel van vrijheid en autonomie is van levensbelang. Dat klinkt misschien heel stellig. Maar als je als individu geen vrijheid en autonomie ervaart, dan heeft dat verstrekkende gevolgen op psychologisch en mentaal niveau. Het geeft namelijk heel veel stress. Het gaat hierbij voornamelijk over je gevoel van vrijheid. Iemand kan namelijk ook in de gevangenis zitten (die persoon is dus objectief gezien niet ‘vrij’), maar hij kan zich wél vrij voelen. Niemand heeft tenslotte zijn gedachten en innerlijke binnenwereld gevangen genomen. Op eenzelfde manier kan iemand die vrij kan rondlopen waar die maar wilt, het gevoel hebben in een mentale gevangenis te zitten. Een voorbeeld van zo’n innerlijke gevangenis is een verslaving.
Een verlangen naar vrijheid begint al vroeg
Het verlangen naar autonomie en vrijheid begint al in ons eerste levensjaar. We worden als totaal afhankelijke wezentjes geboren. Voor alles, van onze voeding, verzorging, liefdevolle aanraking, troost tot ons onderdak zijn we afhankelijk van onze ouders of verzorgers. Als baby kennen we ook nog geen ‘ik-gevoel’. We voelen ons in eerste instantie één met onze moeder, zoals we in één en hetzelfde lichaam zaten tijdens de zwangerschap. Geleidelijk aan komt daar verandering in. Een baby ontdekt dat hij zijn eigen lichaam heeft. Hij ontdekt dat zijn moeder van hem weg kan lopen. En hij ontdekt dat hij zélf iets te willen heeft. Hij wil bijvoorbeeld wel het ene eten, maar niet het andere. Of hij wil dat ene speeltje in zijn handen houden en niet het andere.
Autonomie ontdekken
Het baby’tje ontdekt zijn eigen autonomie. Natuurlijk zijn de ouders of verzorgers er nog lange tijd voor hem om te zorgen dat hij veilig is en geliefd wordt. Ze bieden grenzen waarbinnen het kind zijn eigen vrijheid heeft. Langzamerhand ontstaat er steeds meer een ik-gevoel. Dit bereikt een eerste hoogtepunt in de zogenoemde peuterpuberteit: ‘ik ben twee en ik zeg nee!’ Driftbuien en drama kunnen het de ouders soms flink zwaar maken. Het is echter allemaal onderdeel van een normaal ontwikkelingsproces. Het kind beweegt zich van een totaal afhankelijk naar een steeds onafhankelijker individu.
In de puberteit wordt hierin een tweede hoogtepunt behaald. Veel pubers zetten zich af tegen de ouders en proberen te ontdekken wie zij nou werkelijk zijn. Een verlangen naar autonomie en vrijheid speelt hierbij op. Het kan flink botsen met de ouders of verzorgers. Ook als het soms lijkt of ouders en kind niet meer door één deur kunnen, komt het na de roerige puberjaren vaak weer goed in de onderlinge relatie. Het kind heeft zijn plekje in de maatschappij min of meer gevonden en heeft een sterker idee van wie hij is. Hij wordt steeds meer vrij gelaten en het moment dat het kind uit huis gaat is een grote mijlpaal. Vanaf nu bepaalt hij zelf hoe hij zijn leven gaat leven.
Volwassenen en vrijheid
Als volwassenen zijn we ook erg aan ons gevoel van vrijheid gehecht. Als we ons in onze vrijheid beperkt voelen kunnen we flink in opstand komen. Dat hebben we gezien tijdens de coronacrisis. Tijdens de lockdowns werden we allemaal flink beperkt in onze vrijheid. De meesten van ons sloegen ons er op de één of andere manier wel doorheen, hopend op een moment in de toekomst dat we onze vrijheid weer terug kregen. Wat echter in deze moeilijke periode zeer bepalend was, was je eigen mindset. Je kon je heel erg beperkt voelen door alle maatregelen en daardoor een schrijnend gebrek aan vrijheid ervaren. Of je kon kijken naar wat er nog wél kon, zoals de natuur ingaan. Met een mindset die uitging van de mogelijkheden waren de vrijheidsbeperkingen minder belemmerend.
Vrijheid: de juiste mindset
Hoe doe je dat nu, een mindset van vrijheid ontwikkelen? Dat is makkelijker gezegd dan gedaan. En het is uiteraard makkelijker om je vrij te voelen als je in de fysieke wereld veel vrijheden hebt. En toch bepaalt je mindset heel veel, want twee volwassenen in een soortgelijke situatie kunnen een hele andere ervaring van vrijheid hebben. Het ontwikkelen van een sterke identiteit helpt bij het ervaren van vrijheid. Weten wie je bent, wat je wilt en hoe je dit kunt bereiken geeft je het nodige gevoel van autonomie. Je kunt het heft in eigen handen nemen. Als je tegen fysieke of maatschappelijke beperkingen aanloopt (wat geheid gaat gebeuren op één of ander vlak), hoe ga je daar dan mee om? Hier komen ook draaglast en draagkracht om de hoek kijken. Hoeveel kan je aan? En hoeveel komt er op je bordje te liggen?
Hoeveel er op je bordje komt te liggen hebben we lang niet altijd zelf in de hand. Wél hebben we invloed op hoeveel draagkracht we hebben. De ene persoon heeft van nature wat meer draagkracht dan de andere. Dit heeft onder andere te maken met karaktereigenschappen en de vorming uit je jeugd. Maar daarnaast kun je zelf je draagkracht vergroten. Weten dat je dit kunt geeft een gevoel van vrijheid.
Je draagkracht vergroten
Dit doe je door jezelf te vergelijken met een batterij. Op een gegeven moment moet een batterij opgeladen worden. Doe je dit niet, dan loopt hij helemaal leeg en gebeurt er helemaal niets meer. Wij mensen hebben het ook nodig om tijdig op te laden. Door goed voor jezelf te zorgen, regelmatig pauze te nemen, rust te zoeken en je eigen koers te bepalen zorg je ervoor dat je oplaadt. Hierdoor zal ook je draagkracht vergroten. Hoe je precies oplaadt is voor mensen verschillend. De één laadt eerder op van een avondje uit met vrienden, terwijl een ander oplaadt door de natuur in te gaan. Het is dus zaak om zelf uit te vinden wat voor jou werkt. Zo leer je jezelf steeds beter kennen en ook dit inzicht helpt in het ervaren van meer vrijheid.
Voorbeelden van dingen die je kunt doen om eens uit te proberen om te zien of het voor jou werkt om op te laden zijn meditatie, yoga, dans, de stilte opzoeken, sporten, wandelen, een dagje aan het stand plannen om uit te waaien of een oude hobby weer eens oppakken. Aan jou de keuze!