Bewust of onbewust kunnen we vluchtgedrag inzetten om moeilijke gevoelens, situaties of personen te vermijden. Als een dier dat bang is voor de jager slaan we op de vlucht als we denken dat dat nodig is. Soms is er niets mis met vluchtgedrag. Als we het herhaaldelijk inzetten en het een copingmechanisme wordt, dan doen we er goed aan er iets mee te doen.
Vluchtgedrag en reflexen
Vluchtgedrag is een heel natuurlijke vorm van gedrag. Dieren slaan op de vlucht voor gevaar. Daarmee kunnen ze hun leven sparen. Dit is een instinctieve reactie. Het dier denkt er niet over na, het dóet gewoon. Want als je erover na moet denken, ben je misschien al te laat als je gezien wordt als prooi… Ook wij mensen hebben dit instinct. Je ziet het bijvoorbeeld terug in onze reflexen. Zonder erover na te denken trekken we onze hand weg van een gloeiend hete plaat. Als we erover na hadden moeten denken, dan hadden we allang een derdegraads brandwond opgelopen. Dankzij onze reflex is onze hand mogelijk alleen wat rood en gevoelig geworden, maar is snel weer hersteld.
Fight, flight, freeze, fawn
Gelukkig hoeven wij ons vluchtgedrag niet meer in te zetten om te ontkomen aan een tijger in de jungle. Je ziet bij vluchtgedrag vaak dat er drie reacties optreden: fight, flight, freeze. Meer recentelijk blijkt er echter nog een reactie mogelijk, namelijk fawn (pleasen). Om bij de beeldspraak van de tijger in de jungle te blijven kun je dus gaan vechten met het beest, wegrennen, bevriezen of proberen de tijger te vriend te houden.
Op zo’n moment kiezen we niet bewust wat we doen. Ons overlevingsinstinct bepaalt welke reactie we hebben. Ons zenuwstelsel reageert dus razendsnel, omdat we het er anders niet levend vanaf brengen. Let er daarbij op dat niet alleen flight vluchtgedrag is. Ook de andere reacties vallen onder vluchtgedrag. Het zijn namelijk allemaal reacties om een bedreigende situatie te ontvluchten en het er levend vanaf te brengen.
Ná het vluchtgedrag volgt…
Dit is een prachtig mechanisme van ons lichaam. In onze huidige maatschappij lijkt het zich echter in veel gevallen tegen ons te keren. Ná een levensbedreigende confrontatie met een tijger, als we weer veilig en wel terug zijn bij ons dorp, volgt een ontlading. Ons lichaam werd ten tijde van het gevaar overspoeld door adrenaline en cortisol, de stresshormonen die er mede voor zorgden dat we paraat waren om tot actie over te gaan. Ze zorgden ervoor dat we vluchtgedrag konden vertonen.
Om weer in balans te komen is het echter nodig dat we alle spanning los kunnen laten en weer tot ontspanning kunnen komen. Dieren doen dit onbewust door bijvoorbeeld hevig te trillen nadat ze ternauwernood zijn ontsnapt. Ook gekke bokkensprongen kunnen ervoor zorgen dat het lijf de overtollige spanning kwijtraakt.
Rust
Waar het in veel gevallen vandaag de dag fout gaat, is dat er na een stressvol moment geen fase van ontspanning volgt. We missen de ontlading. Zo kunnen stress en spanning zich opbouwen en we kunnen hier letterlijk ziek van worden. Intensief vluchtgedrag moet opgevolgd worden door rust, zeg ik wel eens.
In plaats van een tijger is de kans groter dat je bijna aangereden wordt door een vrachtwagen en dat je de schrik goed te pakken hebt. De reacties van ons lichaam zijn in beide situaties identiek, ook al is de context waarin de stress ontstond verschillend. Maar ook in minder extreme situaties dan een aanrijding zal ons lichaam een stressrespons hebben op een stressprikkel. Of die prikkel nu klein of groot is, we zullen een lichamelijke reactie hebben, klein of groot. Naderhand zullen we dus ook een kleinere of grotere ontlading nodig hebben.
Vluchtgedrag en trauma
Ook bij opgedane trauma’s speelt het zenuwstelsel een rol. Zeker bij het post-traumatisch stress syndroom (PTSS) zien we dat het lichaam in een constante staat van verhoogde spanning verblijft. Iemand wil dus constant vechten, vluchten, bevriezen of pleasen. Vluchtgedrag is dan bijna een constante staat van zijn. Dit is heel vermoeiend en is niet houdbaar op de langere termijn. In het geval van PTSS is het dus echt nodig om professionele hulp in te roepen.
Trauma met een kleine letter t
Bij het woord trauma denken mensen vaak aan hele heftige gebeurtenissen, zoals een soldaat die de vreselijkste dingen heeft meegemaakt in een oorlogsgebied. We kunnen in dit geval spreken van trauma met een hoofdletter T. Er zijn echter ook kleinere trauma’s die ons lichaam in de greep kunnen houden.
Haast iedereen kent wel één of meerdere trauma’s met een kleine letter t. Je kunt denken aan (kleine) pesterijen of miscommunicatie tussen je ouders waardoor er niemand was om je op te halen van school. Het oplopen van dit soort trauma’s is haast onoverkomelijk, en is an sich dus niet het probleem. Het wordt pas een probleem als je het niet op de juiste manier kunt verwerken. In dat geval wend je je mogelijk tot vluchtgedrag.
Vluchtgedrag dat ons niet verder helpt
De situatie van vroeger was zodanig pijnlijk of beangstigend voor je dat je (onbewust) dacht dat je het niet aan zou kunnen. In plaats van alle gevoelens te voelen, ben je de gevoelens gaan onderdrukken. Hier komen we bij de copingmechanismen uit. Je wendt je tot vluchtgedrag, omdat je niet weet hoe je het anders moet doen. Op het moment zelf kan het behulpzaam zijn geweest om bij wijze van spreken je kop in het zand te steken, maar op den duur gaat dit vluchtgedrag tegen je werken. Dit zie je bijvoorbeeld bij volwassenen die zich telkens wenden tot alcohol, gokken, drugs, overmatig eten of andere manieren die hen helpen om hun gevoelens maar niet onder ogen te hoeven komen.
Er zijn ook gedragingen die in principe heel gezond zijn, maar die dat niet meer zijn als ze ingezet worden als vluchtgedrag. Je kunt denken aan intensief sporten om je verdriet maar niet te hoeven voelen. Of heel hard werken om maar niet te hoeven erkennen dat het niet lekker loopt met je relatie. Het zijn maar enkele voorbeelden, maar alleen jij kunt eerlijk naar jezelf kijken en inzien of bepaald gedrag wel of niet een gezonde intentie heeft.