Heb je een groot aanpassingsvermogen? Dan is de kans groot dat je je met meer gemak door het leven beweegt. Is je aanpassingsvermogen klein, dan loop je in verschillende situaties tegen jezelf aan, maar mogelijk ook tegen de geldende normen van de verschillende groepen waarbinnen je je beweegt. Denk aan het gezin, je collega’s, vrienden, verenigingen, sportclubs of levensbeschouwelijke groeperingen.
Aanpassingsvermogen heeft een nogal flauwe betekenis in het Van Dale woordenboek: ‘het vermogen zich aan te passen.’ Logisch. In die zin is het een zeer breed begrip. Je aanpassingsvermogen kan op de proef worden gesteld binnen verschillende groepen, situaties of levensomstandigheden. Jezelf aanpassen betekent dat je misschien niet volledig doet of zegt wat je vindt.
Laten we een voorbeeld nemen. Stel dat je actief betrokken bent bij de lokale politiek en een sterk links standpunt hebt. Als je een nieuwe baan krijgt waar blijkt dat de meerderheid van de mensen een sterk rechts standpunt heeft, dan kun je verschillende dingen doen. Je kunt je mond houden en je politieke voorkeuren bewaren voor een andere setting. Je kunt ook luid en duidelijk jouw mening laten gelden. Of je kunt een middenweg zoeken. In hoeverre jij je aanpast aan de situatie op werk is aan jou.
Het klinkt dus alsof je daar zelf veel controle over hebt. Deels is dat ook zo. Jij bepaalt jouw gedrag, wat je wel of niet doet en wat je wel of niet zegt. Maar vaak gaat dit automatisch, zonder er bewust een keuze in te hebben gemaakt. We zijn geneigd ons te gedragen volgens vaste patronen, die we vaak al in onze kinder- en tienertijd hebben aangeleerd.
Zo zijn er in het bovenstaande voorbeeld binnen de werksituatie bepaalde verwachtingen. Het is dan erg afhankelijk van de vaste patronen van de nieuwe werknemer, wat diegene doet. Is hij geneigd te willen pleasen, dan zal hij in deze situatie waarschijnlijk zijn mond houden. Hetzelfde geldt als deze persoon een wat timide, teruggetrokken houding heeft. Durft iemand niet voor zichzelf op te komen of ‘nee’ te zeggen, dan is de kans ook groter dat hij zijn mond zal houden. Achter al deze gedragingen zit vaak angst. Angst kan er voor zorgen dat je aanpassingsvermogen flink verkleind wordt.
Zoals eerder gezegd zullen de normen en waarden van verschillende culturele, sociale of religieuze groepen verschillen. Dit geldt uiteraard net zo goed voor de bedrijfscultuur. Bij het ene bedrijf wordt verwacht dat de medewerkers in pak op kantoor verschijnen, bij het andere is alledaagse kleding heel normaal. Wanneer je je van de ene naar de andere groep (of situatie) verplaatst, wordt er dus een beroep gedaan op je aanpassingsvermogen.
Aan jou is dan dus de vraag: in hoeverre kan en wil je je aanpassen? Stel dat jouw visie op de politiek of – nog breder gezien, het leven – dusdanig verschilt van die van het bedrijf waarvoor je wilt gaan werken, dan is het maar de vraag of je daar werkelijk wilt gaan werken! Soms is het een kwestie van niet willen aanpassen, omdat je anders jezelf verloochent. Het is heel goed daar bewust van te zijn, zodat je bewuste keuzes kunt maken.
Soms is het een ander geval, wanneer je je niet kúnt aanpassen. Daar kunnen verschillende redenen voor zijn, zoals leeftijd, individuele karakterverschillen, traumatische ervaringen in de jeugd of bepaalde (psychische of fysieke) gezondheidsproblemen. Als je aanpassingsvermogen niet groot genoeg is om je te kunnen aanpassen aan de geldende normen en waarden van de groep waar je je in begeeft, dan kan het zijn dat er aanpassingsproblemen ontstaan.
Stel dat iemand met een verminderde belastbaarheid (wegens gezondheidsproblemen) een baan heeft waar eigenlijk te veel van haar wordt gevraagd. De werkgever behandelt haar als elke andere werknemer en houdt geen rekening met haar beperking. Zij probeert zich aan te passen en probeert evenveel te presteren als de anderen. Ze is bang voor afwijzing en doet daardoor extra hard haar best. Haar aanpassingvermogen wordt behoorlijk uitgedaagd. Ze houdt het in het begin nog wel vol, maar ze loopt constant op haar tenen.
Op een gegeven moment is de maat vol en kan ze door alle spanningen en stressklachten niet meer werken. De combinatie van verschillende factoren maakt dat ze in een burn-out terecht is gekomen. Er werd te veel gevraagd van haar aanpassingsvermogen. Ze kón zich niet zodanig aanpassen, waardoor ze eraan onderdoor ging.
Pas achteraf realiseerde ze dat ze veel eerder haar grenzen aan had moeten geven. Ze had meer open kaart moeten spelen over haar verminderde gezondheid. Voorkomen is beter dan genezen, dus als je van jezelf weet hoe groot jouw aanpassingsvermogen is, dan kun je daar beter rekening mee houden in jouw keuzes.
Als we het hebben over aanpassingsvermogen is het behulpzaam om ook naar de cirkel van invloed te kijken. Wat valt er binnen je cirkel van invloed en wat valt er binnen je cirkel van betrokkenheid? Waar heb jij controle over? Wil en kun je je aanpassen aan een nieuwe situatie, werkomgeving, sociale norm of andere verwachting? En waar voel je je bij betrokken, maar heb jij eigenlijk helemaal geen invloed op?
Inzicht in de antwoorden op dit soort vragen kan je helpen om beter te leren surfen op de golven van het leven. Hoe flexibel je kunt zijn, hangt deels van je eigen inzet af. Maar daarnaast zijn nog veel meer factoren die bepalen of je aanpassingsvermogen groot of klein is. Ken uzelve is hier dus van toepassing. Het begint dus eigenlijk met persoonlijke ontwikkeling. Zelfinzicht en het besef van je eigen kwaliteiten en valkuilen brengen je al een heel eind. En vraag je ook af hoe je naar het verleden, het heden en de toekomst kijkt. Met een roze bril op, of zie je het allemaal vrij pessimistisch in? En waar zie jij dan nog ruimte voor verbetering?
Doe geheel vrijblijvend de burn-out test of neem contact met ons op.
Direct contact Of bel 085 - 5363606